Wie was Saint Préjet ?
Préjet is de vertaling van Projectus, de grote bisschop van de VIIe eeuw.
De moeder van de Saint Préjet had, vóór de geboorte van haar zoon, een voorspellende droom waarin zij een kind bedekt met bloed ter wereld bracht, een teken dat volgens de bevolking het martelaarsschap voorspelde.
Toen hij een student was in het klooster van de Benedictine van Saint Austremoine, maakte de bisschop, verrast door zijn talrijke deugden van bescheidenheid, kuisheid en liefdadigheid, hem diaken en gaf hem de zorg over de kerk van Issoire. Het is waarschijnlijk rond deze periode dat Saint Préjet zijn eerste wonder verrichte: een arbeider was bedolven onder een muur en men dacht dat hij dood was. Saint Préjet ging in gebed en gaf opdracht om hem van onder de ruines vandaan te halen. De arbeider werd heelhuids gevonden, zonder een schrammetje. Dankzij deze actie en zijn vele deugden werd hij priester en later toen de ambtzetel vrij kwam kozen heel vanzelfsprekend de mensen en de geestelijkheid van Auvergne hem unaniem als bisschop. Ondanks de protesten van de gekozene die zich onwaardig voelde voor deze functie, werd hij in 665 gekroond tot bisschop van Clermont.
Saint Préjet kreeg vervolgens bekendheid door nieuwe wonderen: de historici vermelden de genezing van een 15 jarige verlamde, die van een epilepticus en talrijke zieken.
Slachtoffer van jaloezieën onderging de eerbare prelaat een complot dichtbij Volvic die door Hector, graaf van Marseille, werd georganiseerd. Vergezeld door twee godsdienstigen, werd Saint Prejet op een vreselijke manier vermoord: toen één van de godsdienstigen per vergissing voor de bisschop werd aangezien en als eerste werd gedood, maakte Saint Prejet zijn identiteit bekend aan deze beulen. Toen stak de leider van de agressors hem een degen door de borst. „Heer, zei de heilige,” vergeef hun deze zonde, want ze niet weten wat ze doen! “ en nadat hij deze woorden uitsprak kreeg hij een nieuwe slag op het hoofd die zijn schedel splijte. Het martelaarschap dat hem was voorspeld werd zo verwezenlijkt. Dit gebeurde op 25 januari 674. Zijn vroomheid werd snel bekend, niet alleen in de Auvergne maar ook in het zuiden, het oosten en de Lyonnais (Saint Priest). De overblijfselen van Saint Prejet bevinden zich nog altijd in de kerk van Volvic waar zij worden vereerd.
Saint Préjet tijdens de Prehistorie – de boogtekens :
Acht gravures die elk een boog voorstelden, werden in de gemeente van Saint Préjet d’Allier teruggevonden. Ze zijn over een paar honderd meter geplaatst; de één na de ander. De plaats is gunstig omdat hij dominant is maar ook omdat er dichtbij ondiep water te vinden is.
Deze gravures zouden getekend zijn aan het eind van het neolithische of in het begin van de bronzen tijdperk (van -2300 tot -1800 vóór J.C.) en vertegenwoordigen de godin van het leven en de dood die vereerd werd in deze periode. Men vindt ook versierde rotsen met deze zelfde tekens in boogvorm in de gemeenten van Ailhon en Creysseilles in de Ardèche, en Branoux in de Gard.
Het Romeinse tijdperk :
In het gehucht van Veyrines, vind men in de velden sporen van verschillende gebouwen en met name van een villa met atrium en galerij met voorgevel (lengte minstens 22 meter) en met misschien een systeem van vloerverwarming die werd gebruikt in die periode. Er bestond hier een Romeins dorp. De villa, een gebouw in gehouwen granieten stenen, werd volgens de voornaamste punten georiënteerd. Tussen het meubilair, werden muntstukken, een olielamp, een bronzen ring, keramiek, een bak van vulkanische rots alsmede bakstenen voor bestrating teruggevonden. In de naburige weilanden werden een gepolijste bijl en valuta teruggevonden (een Vespasien of Titus, een domitien, twee Trajan, drie Hadrian, twee Antonin, een van Faustine, twee Marc-Aurelius, een Lucilla, een Commode, Strenge Alexandre en drie niet- identificeerbaar).
Van de middeleeuwen tot aan de XXe eeuw:
De kerk:
Een oude priorij die deel uitmaakt van de schenking van de bisschop van Mende in 1145 voor de abdij van Chaise-Dieu. De prior werd door de abdij benoemd, hij nam bovendien een deel van de belasting af. Deze kleine kerk is verschillende keren gewijzigd geweest. De apsis en het schip (zonder dwarsbeuk) zijn Romaans en schijnen tot het begin van XIIIe eeuw terug te gaan. In het verleden was het gewelf in bogen waarvan de opbouw van bogen werden gekenmerkt door de kroonlijst die de tailloirs van de kap verbinden.
De kleine vensters van de apsis werden vergroot. Het huidige kruisgewelf dateert waarschijnlijk van het eind van XVe eeuw of aan het begin van XVIe eeuw.
Uitgaande van de aanwezige ijzeren koorden, lijkt het erop dat het booggewelf op de zijmuren een sterke druk uitoefenden. Dat zou het vervangen van het gewelf en het gebruik van een kruisgewelf misschien verklaren. De zijmuren zijn vervolgens opgeheven geweest. De modulen van de oude kroonlijst geven buiten het niveau van het oude dak aan.
Het portaal, dat naar het zuiden is gericht, laat de werkstijl van XVe of de XVIIe eeuw zien. De klokkentoren, die aan de westelijke kant oprijst, is aan het eind van de XIXe eeuw vernieuwd. De kerk werd in 1991 en 1992 volledig gerenoveerd.
Het kasteel:
Als vanuit geestelijk oogpunt het centrum van de parochie Saint Préjet was, dan bevond de seigneuriale instantie zich in Verdun. Het is aldus aan Verdun dat de Seigneur recht laat spreken door de gerechtsdeurwaarder (rechter). In 1294, is vermeld dat Gérald gerechtsdeurwaarder van Verdun was en vanaf het begin van de
dertiende eeuw zijn er notariële akten opgesteld op het kasteel van Verdun. In deze periode lijkt Saint Préjet een onbelangrijk dorp rond zijn kerk en het klooster hoorde in feite bij Verdun-Saint Préjet.
De school:
Volgens het aanzienlijke aantal priesters afkomstig uit de parochie of omstreken in de XVIe en XVIIe eeuw, is het waarschijnlijk dat er in Saint Préjet een foyer bestond van onderwijs voor kinderen die een priesterlijke roeping voelden. Toen de seminaries werden ingesteld, werd het onderwijs dat in de pastorie werd gegeven uitgebreid. Aangezien de pastoors zich met toewijding helemaal aan deze taak wijdden, maakten zij zich tegelijkertijd zorgen over het onderwijs van de jonge arme meisjes van de parochie. Vanaf 1733 was er een gratis school onder het gezag van en met behulp van Claude Gailhard, pastoor van Saint Préjet. In een appartement van de pastorie gaf Marie Garrel, de zuster van de prior van Verreyroles de vroegere plaatsvervanger van Saint Préjet, gedurende enkele jaren gratis onderwijs aan de jonge meisjes van de parochie tot het overlijden van pastoor Claude Galhard.
Vervolgens zal zij tot haar dood in een huis doorgaan, eerst gepacht, vervolgens gekocht voor dit doel door Vital Galhard, erfgenaam van bovenvermelde Claude en haar opvolger in de pastorie. Deze gratis school die door de bisschop wordt verzekerd zal door ontvangen erfenissen en schenkingen tot aan de Revolutie kunnen lijven functioneren.
Door het besluit van de prefect op 20 juni 1824, wordt het liefdadigheidskantoor van de gemeente van Saint-Préjet, onder het mandaat van de Burgemeester Joseph Séjalon, in bezit van de goederen afkomstig uit de toelage van de gratis school van liefdadigheid gezet die in deze parochie is vastgesteld. Het volgende jaar, in 1825, vindt de Gemeentelijke Raad een schikking met de zusters van Saint Joseph, die aan de zusters het vruchtgebruik van de gebouwen overlaat,om in ruil voor hen het gratis onderwijs te garanderen voor de jonge meisjes van de parochie.
Als gevolg van een besluit van de Gemeentelijke Raad van 12 augustus 1896, breekt in 1899 de Gemeente het contract langs rechterlijke weg.
Na een oordeel van 19 mei 1900, neemt de Gemeente bezit van de gebouwen die van de zusters werden afgenomen en bestemt ze voor scholen voor jongens en meisjes op 25 augustus 1900.
Tegelijk met de openbare scholen van het dorp, werden nog drie dorpsscholen gecreëerd, in la Bastide, in Chambonnet en in Mazel. De school van la Bastide heeft 80 jaar tot in 1984 gewerkt, de sluiting van die van Chambonnet gaat omstreeks 1950 terug. Die van Mazel, gecreëerd in 1907, is eveneens gesloten in 1984 door gebrek aan personeel.
In de XIXe eeuw vanaf een onduidelijke datum, had Saint Préjet eveneens een jongensschool in een gemeentehuis wat nu een particuliere woning in het zuidwesten van het dorp is, dichtbij de stroom van Verdun. Daar tussen 1850 en 1900, in een klas uniek met 60 tot 80 leerlingen, afhankelijk van de periodes van het jaar, slaagt Mijnheer Roustide erin, dank zij een drastische discipline en een goede organisatie, om de grote en kleine leerlingen tussen de leeftijd van 7 tot aan18 en zelfs 20 jaar, onder controle te houden. In 1900 wordt deze school toegevoegd aan de gebouwen die van de zusters werden gevorderd.
Met de sluiting van de school van de zusters in 1900 reageren sommige parochianen hevig. Dank zij hun edelmoedigheid en hun werk, bouwen zij tussen 1901 en 1903 een nieuw gebouw voor een vrije school voor religieuzes, waar de zusters van Saint Joseph de meisjes in twee lagere school klassen zullen blijven ontvangen. De kinderen zijn voor het merendeel afkomstig uit de parochie maar er is een internaat voor de leerlingen van de naburige parochies of de verder liggende dorpen. Deze school zal in 1954 sluiten en de zusters verlaten Saint Préjet. Het gebouw zal voor deel aan een particulier en deel aan de gemeente verkocht worden die er sociale huisvestingen zal verwezenlijken.
De school in het centrum van het dorp heeft in 2003 bij gebrek aan voldoende leerlingen moeten sluiten.
De eerste en de tweede wereldoorlog:
De gemeente van Saint Préjet heeft 37 van zijn inwoners bij de eerste wereldoorlog en 2 bij de tweede oorlog verloren.
De geschiedenis van narcissen, mossen, blauwe bosbessen en andere paddestoelen:
De narcis is erg belangrijk in de geschiedenis van Saint Préjet. In het voorjaar werden tientallen tonnen narcissen, die door de inwoners werden verzameld, dezelfde nacht naar de parfumfabrieken in Grasse verzonden. Gedurende 3 weken veranderde een deel van het dorp in een bloemenzee voor een welriekende avondwake,
waarin de sterk geparfumeerde bloemen werden rondgingen. Deze bloem is erg gewild door de parfum industrie.
Saint Préjet was een van de voornaamste leveranciers voor de stokerijen van Grasse geworden. Bij het vallen van de nacht, kwamen de werknemers (voor het merendeel vrouwen), beneden in het dorp aan. De behandeling van de narcis alsook zijn vervoer vraagt een grote voorzichtigheid. Bij aankomst van de vrachtwagen, werden de stapels met bloemen uigeladen, gewogen, vervolgens uitgepakt op de vloer van de loods, in een laan of een straat indien nodig. De bloemen die overdag werden geplukt, koelden af in de frisse avondlucht. Dit vermeed dat zij gingen rotten en hun kostbare geur zouden verliezen.
De mannen wierpen de bundels bloemen met een hooivork in de lucht om de afkoeling te versnellen. Kort hierna maakten de vrouwen voorzichtig opnieuw kleine bossen, zonder de bloemen te pletten. Deze werden dan in de vrachtwagen richting de Côte d’Azur geladen. De narcissen moesten de stokerij in minder dan 24 uur nadat ze geplukt te werden bereiken. Aangekomen in de fabriek, werd de narcis omgevormd in parfum.
Het mos(van het korstmos in werkelijkheid) werd in zakken gedaan door verzamelaars van het gebied, in bundels gedaan, geperst en geleverd aan de parfumfabrieken van de Côte d’Azur. Wat de blauwe bosbessen betreft, deze werden in kisten verzameld, vervolgens gesorteerd en in doosjes gedaan om ze op de markt te brengen.
Deze 3 activiteiten zijn verdwenen. Alleen het verzamelen van de verse paddestoelen met bestemming Italië is overgebleven.
De hydro-elektrische productie:
Er werden 2 stuwdammen in de gemeente Saint Préjet gebouwd. De stuwdam van Pouzas aan de samenloop van de Ance en de Virlange werd sinds 1921 gebouwd. Een kanaal die van een hevelbrug is voorzien, voedt de hydro-elektrische fabriek van Monistrol d’Allier. De stuwdam van de Valette, die in 1938 en 1939 werd gebouwd, vormt een voorraad water van de zuidelijke Ance.
Hinden en herten:
“De zon die sinds enkele minuten achter de bergen van de Margeride is verdwenen, laat de frisheid van deze oktoberavond op de hellingen van de Ance neerdalen. Het oehoegeroep van een bosuil die zich voorbereid om op jacht te gaan wordt door een schorre, diepe schreeuw, als komende uit vervlogen tijden, overstemt. Een tweede
schreeuw weerklinkt van de andere kant van het dal, de bronsttijd van de herten is in volle gang”.
Van begin september tot midden oktober komen de mannelijke herten, die de rest van het jaar buiten de troep van de hinden zijn gebleven, samen met deze laatsten om een harem te vormen. Tijdens deze bronsttijd, eten de mannetjes niet en rusten ze niet. Ze kunnen dan tot 20% van hun gewicht (ongeveer 40Kg ) verliezen! Zich aanpassend aan zeer verschillende milieus, vooropgesteld dat zij uitgestrekt zijn en voedsel en rust aanbieden, kon het hert met succes in de regio worden
ingevoerd vanwaar hij volledig was verdwenen aan het eind van de XIXe eeuw. De aanwezige populatie in de vallei van de Allier overschrijdt momenteel een onderdtal dieren.
Saint Préjet en zijn Burgemeesters sinds de Revolutie:
Augustin CHARLES Pierre DUPIN Antoine DUFFAUT Augustin CHARLES Joseph SEJALON Jean-Baptiste LAROCHE Jean-Antoine VERNET Jean-Claude LAURENT Théodore LAURENT Jean COUFORT Théodore LAURENT Jean COUFORT Jacques BRAJON François VERNET Théodore LAURENT Cyprien CHARRADE Théodore LAURENT Eugène BRAJON Pierre COUFORT André GORY Auguste FEMINIER Baptiste ALBEPART Louis FOUGEROUSE Robert CHARBONNEL Jean-Claude MOREL |
1792-1795 1795-1796 1796-1797 * 1797-1808 1808-1832 1832-1835 1835-1840 1840-1858 1858-1871 1871-1874 1874-1876 1876-1880 1880-1881 ** 1881-1884 1884-1892 1892-1904 1904-1920 1920-1932 1932-1944 1944-1945 1945-1964 1964-1965 1965-2004 2004-2008 2008- |
* Gemeentelijke beambte
** President van de gemeentelijke commissie
Vitrail dans l’église représentant Saint Préjet
Signe en arceau
Monnaie romaine retrouvée au lieu-dit Veyrines
Le bourg de Saint-Préjet-d’Allier référencé sur la carte de Cassini
Le bourg de Saint-Préjet-d’Allier au début du XXème siècle
Ecole du bourg de Saint-Préjet d’Allier au début du XXème siècle
Emma Roussel